Een gemiste kans: reactie op coalitieakkoord Flevoland 2015 – 2019
‘Innovatief en ondernemend’, zo luidt de titel van het coalitieakkoord Flevoland 2015 – 2019 van VVD, CDA, SP en D66. Niks mis mee, al geeft de titel al wel een beetje aan voor wie en met wie men vooral vooruit wil in de provincie de komende jaren. Maar goed, de insteek die men kiest van een ‘akkoord op hoofdlijnen’ en een ‘open en constructieve dialoog met Provinciale Staten’ is positief en een handschoen die we natuurlijk graag oppakken. Nadeel is dat het huidige coalitieakkoord daar echter niet direct blijk van geeft en meer lijkt op een vlucht naar voren. Een vlucht naar voren, omdat het ‘akkoord op hoofdlijnen’ toch vooral een opsomming is van wat Gedeputeerde Staten allemaal van plan zijn te gaan doen op allerlei verschillende terreinen zonder dat er sprake is van een inspirerende, strategische en coherente visie. Juist dat zou je van een ‘akkoord op hoofdlijnen’ toch mogen verwachten. Dus niet dat je aangeeft wat je allemaal van plan bent te gaan doen, maar waarom je bepaalde dingen prioritair wil gaan doen en wat je dan vervolgens zou willen bereiken. Een opsomming van beleidsvoornemens zonder visie en zonder echt beoogde maatschappelijke effecten vind ik een gemiste kans.
Even concreet. Hetgeen nu telkens onder het kopje ‘Wat hebben we bereikt in 2019?’ staat vermeld is van een dermate algemeenheid en oppervlakkigheid dat je als Gedeputeerde Staten je daaraan nooit een buil kan vallen. Dat kan ook een strategie zijn, maar dan toch in ieder geval geen ambitieuze. Ik zou liever zien dat deze algemene inspanningen worden omgezet in concrete resultaatafspraken d.w.z. in beoogde en te realiseren maatschappelijke effecten. Daarnaast wordt gezegd dat Gedeputeerde Staten zich in de dialoog met Provinciale Staten ‘open en constructief’ willen opstellen, dat men graag ‘samen optrekken’ wil ‘vanuit vertrouwen’. Het coalitieakkoord en de totstandkoming (een uurtje input ophalen bij afzonderlijke fracties i.p.v. een open dialoog en plenair debat houden) getuigen daar echter nog niet van. Zo is de inhoudelijke onderbouwing van de financiële paragraaf mager, maar geeft het Gedeputeerde Staten binnen de programma’s wel alle ruimte om te acteren zonder dat Provinciale Staten daar een wezenlijke kaderstellende bijdrage aan kunnen leveren. Vandaar een gemiste kans.
In het coalitieakkoord wordt terecht aandacht besteed aan het onderwerp Economie. Niet voor niets is het aanjagen van de regionale economie een van de kerntaken van de provincie. Maar ook hier is de oppervlakkigheid opvallend en de focus beperkt. Incidenteel 1,5 miljoen euro extra investeren in het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is een prima idee en wordt door de PvdA in principe van harte ondersteund. Maar het eenzijdige doel dat wordt beoogd betreft slechts ‘De aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is zo, dat ondernemers makkelijker goed personeel kunnen werven’. Deze invulling van ‘Innovatief en ondernemend’ gaat voorbij aan de mensen waarvoor die aansluiting zo belangrijk is: de potentiële werknemers die nu helaas te vaak buitenspel staan. Een ‘Aanvalsplan bestrijding jeugd- en ouderenwerkloosheid’ om zo de huidige mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor deze doelgroepen te bestrijden zou naar mijn mening van meer ambitie getuigen. Het zou vooral de SP toch ook wat waard moeten zijn dat meer naar deze menselijke kant, ofwel het werknemersaspect, gekeken wordt?
Een ander voorbeeld waaruit de oppervlakkigheid bij het onderwerp Economie blijkt is de ambitie om binnen het programma gebiedspromotie vrijetijdseconomie in te zetten op acquisitie van nieuwe bedrijvigheid en investeringen en hiervoor geld vrij te maken als duidelijk is wat er nodig en gewenst is. Hier ligt dus nog geen enkele visie aan ten grondslag, waardoor het risico bestaat dat de projectencarrousel op dit belangrijke onderdeel blijft draaien zonder dat van een echte systematische gezamenlijke aanpak sprake is. Verbindende elementen als sport en cultuur kunnen een vliegwielfunctie vervullen als het gaat om het versterken van de vrijetijdseconomie in Flevoland en zouden onderdeel moeten uitmaken van een integrale aanpak op dit punt. Ook toerisme en recreatie kunnen Flevoland letterlijk op de kaart zetten, mits sprake is van een samenhangende aanpak. Op zijn minst zou je toch mogen verwachten dat Gedeputeerde Staten kunnen aangeven welk effect ze verwachten te bereiken op het vlak van gebiedspromotie door in te zetten op acquisitie van nieuwe bedrijven? Of is het in werkelijkheid wellicht in omgekeerde volgorde?
In de financiële paragraaf wordt een gefaseerde doorlichting van de begroting op basis van ‘zero based budgetting’ aangekondigd. Het is altijd verstandig om de opbouw van een programma in financiële zin door te nemen en deze niet te beperken tot de veelgehanteerde kaasschaafmethode. Echter zijn de financiën de afgelopen jaren op orde gebracht, is de risicobeheersing verbeterd en is de interne beheersing van een goed niveau. Daarbij komt dat de ontwikkeling van het weerstandsvermogen en de dekkingsgraad van een dergelijk niveau zijn dat de financiële noodzaak tot een proces van ‘zero based budgetting’ wellicht niet direct aanwezig is. Een wezenlijke discussie, die tenminste parallel aan een intensief proces van ‘zero based budgetting’ gehouden zou moeten worden, is de vraag of we onze ambities nog wel tot de wettelijke kerntaken willen beperken? Hoe verhoudt Flevoland zich op dit vlak tot de andere provincies? Trekken wij een kleinere of grotere broek aan qua ambitieniveau? Hoe zien we onze relatief beperkte rol in relatie tot de financiële mogelijkheden? Een vraag die wat de PvdA betreft ook in relatie tot de sociale agenda beantwoord zou moeten worden en die met name de SP toch zou moeten aanspreken?
Willem de Jager, lid Statenfractie PvdA Flevoland